Voor hun ontwerpen putten de architecten uit een rijk scala aan natuurlijke materialen – bekledingen van gekleurd leisteen, marmer, exotisch hout – verrijkt met trendy kunststofproducten – uitgewassen beton, glasstenen, felgekleurde sandwichpanelen, aluminium ramen, enz. De muren vormen een weelderig samenspel van texturen waarin de ruwe oppervlakken van steen en beton het licht vangen en in dialoog treden met veelkleurige mozaïektapijten en de gladde huid van marmer en metaal.

Brunswyck en Wathelet deden ook regelmatig een beroep op kunstenaars, bij wie ze abstracte kunstwerken bestelden. Deze werken waren al vanaf het oorspronkelijke ontwerp van de gebouwen gepland en werden er op een heel natuurlijke wijze in geïntegreerd, op de gevel, rond de inkom, in de hallen, zelfs in de livings. Onder deze kunstenaars vermelden we de Gentse beeldhouwer Walter De Buck en de gebroeders Timmermans uit Molenbeek, die de gebouwen versierden met metalen reliëfs, sculpturen in beton of glasramen met betonvoegen. Landschapsarchitect Jean Delogne van zijn kant schiep minerale composities in de voortuintjes of de inkomhallen, soms versierd met een ontschorste boom.